De Vereniging heeft, zoals beschreven in de statuten, onder andere ten doel:
-het instandhouden en verbeteren van het ras ‘Schapendoes’;
-het bevorderen van de gezondheid en het welzijn van de tot dit ras behorende honden; en het bestrijden en voorkomen van erfelijke gebreken;
Dit tracht de VNS te bereiken door onder meer:
-het houden van vergaderingen en het organiseren van lezingen op kynologisch
gebied;
-het organiseren van exposities;
-het geven van voorlichting over de aankoop, het houden, fokken en opvoeden van
schapendoezen;
-het opstellen van plannen ter bestrijding van erfelijke gebreken binnen het ras en
het treffen van maatregelen ter uitvoering van die plannen;
-het registreren van uitslagen van onderzoeken van tot het ras ‘Schapendoes’
behorende honden betreffende gezondheid en welzijn;
-het deelnemen aan het overleg binnen de georganiseerde kynologie.
Via onderstaande items kunt u algemene informatie vinden over gezondheid bij de Schapendoes. Ook staat er veel beschreven op de ledenpagina’s.
Iedere Schapendoes waarmee gefokt gaat worden moet 2 oogonderzoeken ondergaan.
- Het ECVO-onderzoek is één jaar geldig.
- De PRA Gentest behoeft maar éénmaal plaats te vinden.
ECVO OOGONDERZOEK
Gedetailleerde informatie over het ECVO (European College of Veterinary Ophthalmologists) oogonderzoek en vooral ook wat voor regels er worden gehanteerd kunt u vinden op de site van de Raad van Beheer onder “Oogonderzoek”. De namen en adressen van de verschillende oogspecialisten die door de ECVO erkend zijn vindt u ook op de site van de Raad van Beheer.
De VNS volgt de adviezen van de ECVO specialisten, zoals beschreven in het ECVO Manual, hoofdstuk 8: The Veterinary ophthalmologists’ advice met betrekking tot de fokkerij. Via de link kunt u het thans geldende hoofdstuk 8 downloaden.
GPRA GENTEST
Directe gentest beschikbaar voor gPRA bij de Schapendoes
De mutatie die verantwoordelijk is voor PRA (progressieve retina atrofie) bij de Schapendoes is enige tijd geleden al gevonden. Het Expertise Centrum Genetica Gezelschapsdieren (ECGG) in Utrecht voert deze test uit. Het ECGG geeft de testresultaten van alle door hen geteste Schapendoezen door aan de Schapendoes rasverenigingen. De diagnostiek is nagenoeg 100% nauwkeurig. Voor fokdoeleinden kunnen heterogene individuen (dragers +-), normaal gezonde genotypen (homozygoot ++) en lijders (homozygoot mutant –) betrouwbaar worden onderscheiden. De rekening voor het onderzoek wordt u tezamen met de uitslag toegezonden. Het ECGG biedt ook de mogelijkheid om naast de gPRA-test gelijktijdig een DNA-profiel aan te vragen. In deze links vindt u een onderzoeksformulier dat u kunt invullen.
Overhandig het formulier aan uw dierenarts. De dierenarts leest met een chipreader de microchip van uw hond uit om te controleren of het chipnummer overeenkomt met het nummer op de stamboom van de voor de test aangeboden hond. Voor een goed resultaat is voorkeur om de test te doen met bloedmonsters. Hiervoor graag een EDTA-buisje bloed insturen, met 2 tot 4 ml bloed. Elk buisje moet voorzien zijn van een sticker met daarop het chipnummer en de naam van de hond. Indien bloedafname echt niet lukt, kunt u ook minimaal 2 swabs inzenden, hier zijn echter extra kosten aan verbonden. De monsters hoeven niet gekoeld te worden, maar moeten wel direct verzonden worden. De buisjes moeten goed verpakt worden om breuk te voorkomen (enveloppe bekleed met plastic noppenfolie). Het ECGG gaat de aangeboden testen verzamelen en periodiek verwerken, hou daarom rekening met een wachttijd voordat de uitslag bekend is. De test moet minimaal 2 maanden voor een verwachte dekking ingestuurd worden.
Verder meesturen:
- Een kopie van de stamboom.
- Het ingevulde en ondertekende onderzoek formulier.
Alles samen verzenden naar:
DNA diagnostics
UVDL
Postbust 85422
3508 AK Utrecht
Waarom bloed en geen swabs zoals in het verleden?
Het eerste laboratorium Bochum heeft sinds het begin van de research naar gPRA het DNA van alle door hen geteste honden in een DNA-bank opgeslagen. Dit DNA is beschikbaar voor eventueel verder onderzoek, maar voor toekomstige research naar eventuele andere afwijkingen bij de Schapendoes minder geschikt dan vol bloed. Het tweede laboratorium Biofocus heeft ook materiaal opgeslagen. Nu biedt het ECGG, naast de gPRA test, ook de gelegenheid om van alle geteste honden het toegezonden bloed op te slaan (kosten inbegrepen in de testprijs). We werken eraan om al het in het verleden verzamelde materiaal op 1 centrale plek op te slaan. Met dit bloed kan veel beter onderzoek gedaan worden naar andere mogelijk erfelijke afwijkingen . In bloed zit niet alleen het DNA van de hond, maar ook veel andere stoffen, die informatie kunnen verschaffen bij toekomstige research. Om goede research te kunnen doen is veel DNA nodig.
Bij een swab bestaat het risico dat er niet voldoende slijmvliesweefsel op zit of dat de swabs besmet raken door bijvoorbeeld schimmel of tijdens de afname door aanraking met de vingers. Dan is er te weinig celmateriaal aanwezig en kan er onvoldoende DNA worden geïsoleerd. Het uitvoeren van de test kan daardoor onmogelijk worden en dan zijn een nieuwe monsterafname en nieuwe test (met bijbehorende kosten) noodzakelijk.
De Vereniging de Nederlandse Schapendoes krijgt regelmatig vragen over diverse beschikbare DNA testen bij verschillende laboratoria. Genetische testen voor huisdieren, er komen er dagelijks velen bij. Honderdduizenden dieren worden getest door hun baasjes, die dat doen uit liefde en zorg voor hun huisdier.
Maar veel van deze testen zijn rasspecifiek en worden niettemin voor alle rassen aangeboden. Veel van deze testen zijn gebaseerd op kleine studies met weinig numeriek bewijs, en de nauwkeurigheid is vaak niet gevalideerd. Ook de zekerheid dat de testen voor alle hondenrassen gelden is niet gevalideerd.
Veel dierenartsen weten onvoldoende over dit soort testen en kunnen daarom bezorgde eigenaren niet goed adviseren. Dat is begrijpelijk; een dierenarts is geen geneticus. Maar het is daarom wél zorgelijk dat genetische testen zo’n enorme vlucht lijken te nemen.
Het bestuur en de Fac van de VNS onderschrijven het standpunt van de Scientific Committee van de Nordic Kennel Union (NKU/VK). Zij hebben een helder statement over DNA testen gepubliceerd, en wij delen dit hierbij:
Informatie en beleid van het Wetenschappelijk Comité van de Nordic Kennel Unie (NKU/VK) met betrekking tot het gebruik van genetische tests in de hondenfokkerij
De beschikbaarheid van genetische tests voor verschillende ziekten bij honden is de laatste jaren sterk toegenomen. Voor fokkers en hondenbezitters is het nut en de nauwkeurigheid van deze tests vaak moeilijk in te schatten. Hoewel DNA-tests nieuwe mogelijkheden bieden als instrument voor het fokken, brengen ze ook nieuwe vragen en uitdagingen met zich mee. Het feit dat een genetische test beschikbaar is voor een ziekte in een ras betekent niet automatisch dat de test nauwkeurig is of geschikt is om te gebruiken als basis voor fokbeslissingen.
Het Wetenschappelijk Comité van de Nordic Kennel Unie (NKU/VK) wil benadrukken dat genetische tests bij honden met gezond verstand en voorzichtigheid moeten worden gebruikt. De volgende punten moeten dienen als richtlijn voor fokkers en hondenbezitters in de Scandinavische landen met betrekking tot het gebruik van genetische tests.
Genetische tests – mogelijkheden en uitdagingen
De sequencing van het hondengenoom in 2005 markeerde het begin van een snelle ontwikkeling van genetische tests voor verschillende aandoeningen bij honden. Vandaag de dag leveren laboratoria wereldwijd DNA-tests voor tal van ziekten, maar ook voor kleuren en enkele andere kenmerken.
Een genetische test kan worden uitgevoerd op elk moment tijdens het leven van de hond, en hoeft slechts een keer te worden gedaan, omdat het resultaat niet zal veranderen in de tijd. Genetische tests voor aandoeningen die worden veroorzaakt door een enkele mutatie, d.w.z. autosomaal recessieve ziekten, maken het mogelijk om te beoordelen of een hond naar verwachting klinisch wordt aangetast door een specifieke ziekte, voordat de symptomen zijn verschenen. Men kan ook zien of de hond de ziektemutatie draagt (d.w.z. een heterozygote drager is), en dus waarschijnlijk het ziekte-allel op zijn nakomelingen zal overdragen. Deze kennis is met name van belang voor ziekten die moeilijk te diagnosticeren zijn, laat in het leven ontstaan en/of van groot klinisch belang zijn in het betreffende ras of de betreffende rassen.
De beschikbaarheid van genetische tests maakt een verbeterde selectie tegen verschillende ziekten mogelijk. Dankzij deze nieuwe technologie kunnen honden die vermoedelijk drager zijn van ziekte-allelen worden getest en hoeven zij niet op onzekere gronden te worden uitgesloten van de fokkerij. Dragers kunnen zelfs worden gebruikt voor de fokkerij, als ze worden gedekt door een hond die vrij is van de ziektemutatie. Bovendien lopen twee dragers geen risico om per ongeluk te worden gedekt, waardoor getroffen nakomelingen worden vermeden. Genetische tests kunnen dierenartsen ook helpen bij het diagnosticeren van verschillende ziekten.
Tot nu toe klinkt het goed. Er zijn echter veel verzwarende omstandigheden die vragen om bedachtzaamheid en in sommige gevallen scepsis. Niet alle aangeboden genetische testen kunnen als betrouwbaar en/of geschikt worden beschouwd om in een fokprogramma te worden geïmplementeerd. Het gebruik van een DNA-test die niet nauwkeurig of toepasbaar is in een ras kan ertoe leiden dat potentiële fokdieren ten onrechte worden uitgesloten. Of erger nog, een hond kan ten onrechte als vrij van een ziektemutatie worden beoordeeld.
Er zijn verschillende mogelijke redenen waarom een genetische test niet betrouwbaar of toepasbaar is. De genetische achtergrond van de ziekte kan complexer zijn dan door de test wordt beschouwd of gedetecteerd (bv. met bijkomende genen en/of omgevingsfactoren), wat kan leiden tot een discrepantie tussen het genotype (het testresultaat) en het fenotype (de klinische status) van een hond. Bovendien kan de test voor een of enkele rassen worden gevalideerd, maar niet voor andere rassen. De test kan ook irrelevant zijn in de zin dat de ziekte niet voorkomt, of zeer zeldzaam is, in het betreffende ras. Het toepassen van een test die irrelevant of onnauwkeurig is, kan ertoe leiden dat de aandacht wordt afgeleid van belangrijkere zaken met betrekking tot gezondheid en welzijn.
NKU/VK wil benadrukken dat het belang van een genetische test moet worden beoordeeld in relatie tot andere aspecten, zoals andere ziekten, die deel uitmaken van het fokdoel voor een specifiek ras. Anders bestaat het risico dat er te veel aandacht wordt besteed aan aandoeningen die gemakkelijk te “meten” en te registreren zijn. Het is daarom van groot belang dat in de algemene fokstrategie van elk ras duidelijk wordt aangegeven welke prioriteiten in de fokkerij moeten worden gesteld met betrekking tot alle kenmerken die in het fokdoel zijn opgenomen. De algemene gezondheidstoestand van de honden en de duurzaamheid op lange termijn met betrekking tot genetische variatie zijn belangrijke componenten in deze prioriteitstelling.
Niet het antwoord op alles
Voor veel erfelijke ziekten kunnen dezelfde of soortgelijke klinische symptomen worden veroorzaakt door diverse mutaties. Met andere woorden, de genetische achtergrond van wat normaal gesproken als dezelfde ziekte wordt beschouwd, kan verschillen. Dit kan voorkomen binnen een ras of over verschillende rassen heen. Zo kunnen er bijvoorbeeld genetische verschillen zijn tussen populaties van hetzelfde ras in verschillende landen.
Moleculaire genetische studies van verschillende ziekten bij honden richten zich meestal op één of enkele rassen. Wanneer de bevinding van een mutatie moet worden uitgevoerd op andere rassen dan die in de oorspronkelijke studie, zijn de resultaten vaak teleurstellend. De mutatie die een bepaalde ziekte bij het ene ras veroorzaakt, heeft niet noodzakelijkerwijs hetzelfde effect bij een ander ras. Zo is de oogziekte progressieve netvliesatrofie (PRA) een verzamelnaam voor verschillende vormen van netvliesatrofie, veroorzaakt door diverse mutaties. In sommige rassen, bijvoorbeeld de Golden Retriever, komen binnen dezelfde populatie verschillende vormen van PRA voor. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een hond die vrij is van de ene PRA-mutatie, drager is van of getroffen wordt door een andere vorm van PRA.
Het valideren van genetische tests is een complexe taak. Niet alleen eigenaren en fokkers, maar ook fokadviesmedewerkers en professionals kunnen moeite hebben met het vinden en interpreteren van wetenschappelijke informatie die nodig is om te beoordelen of een test al dan niet als betrouwbaar en nuttig kan worden beschouwd. Er zijn op dit moment geen regels om te voorkomen dat laboratoria tests op de markt brengen met weinig of geen bewijs van werkzaamheid of nauwkeurigheid. In veel gevallen is meer en betere informatie van de leveranciers van de tests nodig en moet deze worden geëist. Bovendien zou de internationale hondengemeenschap extra inspanningen moeten leveren om hondenfokkers en -eigenaren in dit opzicht te ondersteunen.
NKU/VK wil benadrukken dat een hond met klinische symptomen van een ernstige ziekte niet gebruikt mag worden voor de fokkerij, ongeacht het genetische testresultaat. De klinische gezondheidsstatus van de hond is in die zin altijd superieur aan de genetische status.
Bovendien ziet NKU/VK de noodzaak in van verdere inspanningen van de internationale hondengemeenschap om hondenfokkers en -eigenaren te ondersteunen met betrekking tot validatie en begeleiding bij het gebruik van genetische testen.
De erfelijkheid kan onduidelijk zijn
Veel van de aangeboden genetische tests zijn voor ziekten die op een eenvoudige autosomaal recessieve manier worden geërfd. Dit betekent dat de ziekte wordt veroorzaakt door een enkele mutatie, die in een homozygoot genotype (bij overerving van beide ouders) klinische symptomen van de ziekte zal veroorzaken. Genetische tests voor autosomaal recessieve aandoeningen zullen honden classificeren als vrij, drager of aangedaan. Een hond die als vrij is geclassificeerd vererft de ziekte niet van beide ouders. Hij zal dus niet worden beïnvloed door deze specifieke mutatie en er is geen risico op het doorgeven van de mutatie aan zijn nakomelingen. Een dragerhond heeft de mutatie van een van zijn ouders geërfd, dus is heterozygoot voor de mutatie. Deze hond zal zelf niet klinisch aangedaan zijn, maar kan de mutatie wel doorgeven aan zijn nakomelingen. Een genetisch aangetaste hond is homozygoot voor de mutatie en zal waarschijnlijk in de loop van de tijd klinische symptomen van de ziekte ontwikkelen.
Dankzij DNA-tests voor autosomaal recessieve aandoeningen is het mogelijk om dragerhonden te gebruiken in de fokkerij, mits ze gedekt zijn door een hond die vrij is van de mutatie. Dit vereist natuurlijk dat de test gevalideerd en nauwkeurig is. Om de prevalentie van de mutatie in de loop van de tijd te verminderen, dienen draaghonden voorzichtig te worden gebruikt in de fokkerij.
Desalniettemin hebben veel van de meest voorkomende ziekten bij honden een complexere genetische achtergrond, die beïnvloed wordt door verschillende genen en door de effecten op het milieu. Voor deze ziekten is de genetische achtergrond niet volledig begrepen. Hoewel één of meerdere mutaties met een groot effect op een complexe ziekte kunnen worden gevonden, zijn er ook andere modificerende genen en/of omgevingsfactoren die het fenotype beïnvloeden. Dit maakt het ingewikkelder om genetische tests voor kwantitatieve ziekten aan te bieden en te interpreteren.
Wanneer er een test bestaat voor een complex kenmerk, kan de mutatie (of mutaties) waarvoor wordt getest een verhoogd risico voor een specifieke aandoening inhouden; het is echter vaak niet duidelijk hoe hoog het risico op een klinische ziekte is. Verre van alle genetisch gemanipuleerde honden zullen klinische symptomen ontwikkelen. Bovendien geeft de test geen informatie over welke andere genetische risicofactoren de hond kan dragen, of in hoeverre ook omgevingsfactoren van invloed zijn op het fenotype.
Voor sommige van de genetische testen die gebaseerd zijn op mutaties die van invloed zijn op een kwantitatieve ziekte, of een ziekte met een ongedefinieerde vererving, is de zogenaamde penetrantie slechts 2-5%. Dit betekent dat een hond met de specifieke mutatie slechts een risico van 2-5% heeft op het vertonen van klinische symptomen van de ziekte.
In sommige gevallen is aangetoond dat ziekten waarvan aanvankelijk werd gedacht dat ze op een eenvoudige autosomaal recessieve manier werden vererfd, een complexere genetische achtergrond hebben.
Als fokker of hondeneigenaar kan het moeilijk zijn om informatie te vinden over de vererving van een specifieke ziekte of om te beoordelen of een genetische test voldoende gevalideerd is of niet. De informatie op de laboratoriumpagina kan een leidraad zijn. Als de vererving wordt beschreven als een onvolledige penetratie, of als het testresultaat voor genetisch aangetaste honden een verhoogd risico op ziekte zou impliceren, is voorzichtigheid geboden en wordt nader onderzoek, alvorens de test te gebruiken, aanbevolen.
Een duidelijk risico bij genetische tests voor ziekten waarbij de vererving nog niet volledig is begrepen, is dat potentiële fokdieren worden uitgesloten op basis van onzekere gronden, of dat de test individuen die vrij zijn van een ziekte waarvoor ze andere genetische risicofactoren zouden kunnen hebben, verkeerdelijk categoriseert. Bovendien kan de genenpool ernstig verkleind zijn als het geteste risico-allel frequent in de populatie voorkomt.
De algemene aanpak van NKU/VK is om het gebruik van genetische tests af te raden voor aandoeningen waarbij de vererving onduidelijk is. Tests voor ziekten die door vele genen worden beïnvloed, mogen alleen worden toegepast in gevallen waarin op basis van wetenschappelijke publicaties is vastgesteld dat de mutatie of mutaties een significant en welomschreven risico op ziekte met zich meebrengen, en op voorwaarde dat de aandoening klinisch relevant is voor het betreffende ras.
Combinatietesten voor verschillende ziekten
Een relatief nieuw fenomeen op de markt voor DNA-tests is het aanbieden van multi- of combinatietesten voor een grote verscheidenheid aan mutaties. Verschillende genetische testen voor verschillende ziekten en andere kenmerken worden gecombineerd in één testpakket, en dit wordt aangeboden aan fokgroepen of in sommige gevallen aan alle rassen. Zo krijgt de eigenaar of fokker genotyperesultaten voor hun hond voor wel een dozijn tot meer dan honderd verschillende mutaties.
Dit lijkt misschien een handige en kostenefficiënte manier om de meeste informatie over de genetische make-up van de hond te krijgen. Echter, de resultaten van deze multi-testen zijn vaak moeilijk te interpreteren en van een beperkte waarde, of zelfs misleidend, voor de fokkerij. Het moet worden benadrukt dat fokkers en eigenaren van dekreuen rekening moeten houden met het testresultaat in de fokkerij, zelfs als sommige van de opgenomen mutaties niet voldoende zijn gevalideerd of niet relevant zijn voor het betreffende ras. Daarom kunnen onnauwkeurige testresultaten of genotype-informatie voor irrelevante aandoeningen negatieve gevolgen hebben voor de genenpool en de ontwikkeling van andere kenmerken in het fokdoel. Bij sommige rassen, met name bij numeriek kleine populaties, kan het gebruik van deze multitests ernstige problemen opleveren bij het vinden van honden die overeenkomen met het genotype van alle opgenomen mutaties.
In het licht van het bovenstaande is NKU/VK terughoudend in het bevorderen van het gebruik van multi-test- en combinatietestpakketten die momenteel beschikbaar zijn. Dit standpunt is gebaseerd op de tekortkomingen in validatie en/of relevantie voor sommige van de mutaties in deze pakketten, evenals de mogelijke negatieve gevolgen voor het algemene fokdoel die een onkritisch gebruik van genetische tests waarschijnlijk zal veroorzaken. In plaats daarvan beveelt NKU/VK fokkers en hondeneigenaren aan om de specifieke mutatie(s) die relevant zijn voor het huidige ras te testen, mits deze testen worden gevalideerd.
Bovendien wil NKU/VK het belang benadrukken van fokkers en/of hondenbezitters die het nut en de nauwkeurigheid van een genetische test zorgvuldig evalueren voordat deze wordt uitgevoerd. Gebruik alleen tests die goed geëvalueerd zijn en voor aandoeningen die van klinische relevantie zijn in het ras. Geen enkele hond, of ander levend wezen, is volledig vrij van ziektemutaties. Onkritisch gebruik van DNA-tests kan in het ergste geval resulteren in negatieve effecten op de gezondheid en de genenpool van het ras. Neem contact op met uw rasvereniging voor meer informatie als u twijfelt.
Algemeen beleid met betrekking tot de toepassing van genetische tests in de hondenfokkerij
Op basis van bovenstaande informatie wil het Wetenschappelijk Comité van de Nordic Kennelunie (NKU/VK) de volgende algemene verklaring afleggen over de toepassing van genetische tests in de hondenfokkerij:
Genetische tests zijn een uitstekend instrument in de fokkerij voor een betere gezondheid van de hond, op voorwaarde dat de tests betrouwbaar en relevant zijn en dat ze verstandig worden gebruikt. Fokkers en hondeneigenaren dienen de voordelen en gevolgen van een genetische test zorgvuldig te evalueren voordat deze wordt toegepast. Een eenzijdige of overdreven aandacht voor de resultaten van een DNA-test kan leiden tot een verhoogd risico dat andere belangrijke aandoeningen of kenmerken over het hoofd worden gezien. Het Wetenschappelijk Comité van de NKU wil benadrukken dat het fokprogramma gebaseerd moet zijn op de prevalentie en de ernst van verschillende gezondheidskwesties, in plaats van op de beschikbaarheid van genetische tests. Als een ziekte geen klinisch probleem vormt in het ras en/of de aangeboden DNA-test niet gevalideerd of accuraat is, kan men beter afzien van het testen van de hond. Anders bestaat er een duidelijk risico om potentiële fokdieren uit te sluiten en zo de genetische variatie te verminderen, op basis van onzekere of valse gronden. Het is belangrijk om in gedachten te houden dat het fokken van honden over veel meer gaat dan over specifieke ziekten en dat genetische tests, ook al zijn het er vandaag de dag veel, niet het hele plaatje geven.
Sofia Malm, namens NKU/VK
De FAC werkt hard aan het compleet krijgen en houden van de gegevens van de populatie en vraagt hiervoor uw medewerking. Ons streven is onze database zo compleet mogelijk te maken en te houden. Meldingen worden gebruikt om de gezondheidstoestand van ons ras te bewaken, ten behoeve van de fokkerij en dus in het belang van onze ras.
Alleen met de medewerking van fokkers en eigenaren van Schapendoezen kunnen we eventuele gezondheidsproblemen tijdig in kaart brengen en hier eventueel lijn in zien.
Dat is ontzettend belangrijk voor ons fokbeleid. Wij zijn afhankelijk van uw informatie om onze gegevens zo compleet mogelijk te houden. Het is belangrijk dat deze gegevens van de eigenaren en/of fokker komen omdat deze gegevens anders niet gebruikt mogen worden.
Wij willen iedereen vragen ons te melden wanneer uw Schapendoes is overleden, ook al is dit al geruime tijd geleden. Verder willen wij vragen eventuele problemen met de gezondheid van uw Schapendoes aan ons door te geven.
Help ons met elkaar te blijven genieten van een gezonde Schapendoes.
Melding Gezondheidsprobleem
Melding Overlijden
PDA – Open Ductus (aangeboren hart afwijking) komt van tijd tot tijd voor in ons ras. In de afgelopen jaren zijn ons in ieder geval 11 Nederlandse gevallen bekend die in Utrecht behandeld zijn, plus nog een aantal welke bij een andere kliniek zijn behandeld. Daarnaast zijn buitenlandse gevallen bekend.
De wijze van vererving is niet bekend, de VNS monitort de gevallen die ons worden gemeld. Ons fokbeleid is afgestemd op de adviezen van de Utrechtse specialisten: een combinatie die PDA heeft gegeven mag niet worden herhaald. Indien een van de ouders in een andere combinatie nogmaals PDA geeft, adviseren we niet meer met dit dier te fokken. Indien bij een toetsingsaanvraag blijkt dat aan beide kanten PDA dichtbij voorkomt, dan informeren we de fokkers over de mogelijke risico’s. Verder hebben we vooralsnog geen handvaten om te sturen.
Een PDA wordt normaal gesproken ontdekt bij de eerste check van de pups door de dierenarts.
Soms gaat dit helaas mis, en wordt iets te laat ontdekt of helaas onbedoeld onderschat. Recent is Mira behandeld aan PDA maar uiteindelijk helaas op 2 jarige leeftijd overleden aan complicaties na de operatie.
Door de intensieve behandeling van Mira is nauw contact ontstaan tussen fokker Mariska Meerveld, eigenaar Marjon en Rene Suvaal, en cardiologe Giorgia Santarelli van de Universiteit van Utrecht.
Dokter Santarelli heeft het bestuur van de VNS benaderd met een voorstel voor 2 studies:
- Het opstellen van een nieuw protocol voor Auscultatie (het beluisteren van lichaamsgeluiden met behulp van een stethoscoop), vaststellen van standaard hartwaardes bij echografie voor gezonde Schapendoezen. Hiermee kunnen dierenartsen nascholing ontvangen, en veterinaire student beter worden opgeleid zodat PDAs niet gemist of onderschat worden.
- Onderzoek naar de erfelijkheid en mogelijk ontwikkelen van een DNA test, om een beter fokbeleid te kunnen creëren.
Het bestuur van de VNS gaat de post ‘wetenschappelijk onderzoek’ inzetten voor dit onderzoek.
Mira
Mira’s verhaal
Mira, een uitzonderlijk doesje
Beste Schapendoesliefhebbers,
Mij werd gevraagd om het verhaal van Ons Vrolijk Doesje Kamira te vertellen.
Ik zal mij allereerst even voorstellen: ik ben Marjon Suvaal-van Angeren en ben sinds 1985 lid van de vereniging. Tot eind 2011 heb ik doezen gehad. Nadat de laatste does Tessa was overleden hebben we na een rustpauze toen ik met pensioen ging toch weer besloten doesjes te nemen. Eerst kwam Jara in 2017 en 3 jaar later haar halfzusje Mira.
Mira werd geboren op 11 november 2020. Zij trok mij meteen aan: keek mij recht in mijn ogen aan vanaf dat haar oogjes open waren en ze had zo te zien een heel fijn karaktertje wat heel goed bij ons en Jara zou passen. Op 6 januari 2021 mochten we haar ophalen bij Mariska. Ze was toen 8 weken oud. Jara accepteerde haar meteen als lid van de familie, maar liet wel even merken dat zij toch wel de baas was. Mira accepteerde dat prima en was de vriendelijke underdog.
Op de leeftijd van 9 weken bezochten wij de dierenarts voor de puppievaccinaties en gezondheidsonderzoek. “Ik hoor heel in de verte een ruisje,” werd mij gezegd, “maar… daar groeit ze wel overheen hoor!” Mira speelde met allerlei honden, volgde puppy-, vervolgcursussen, hooper en detectie met mij. Ze genoot ervan om alle aandacht te krijgen van wie dan ook en zwaaide constant met haar roterende staartje dat ze alles zo leuk vond. Bij de vaccinaties van 12 weken zei de dierenarts niets over het ruisje, dus dachten wij er ook niet meer aan.
Met de jaarlijkse controle en vaccinatie zei de dierenarts weer dat ze een heel licht ruisje hoorde en raadde ons aan om naar een goede röntgenloog te gaan. Ik dacht gelijk: waarom naar een röntgenoloog? Ze kan beter gelijk naar de Diergeneeskundige Faculteit voor Gezelschapsdieren in Utrecht gaan. In de auto zei ik nog tegen René, mijn man: “Ik hoop niet dat ze een Open ductus Botalli heeft.” Had ik dat maar niet gezegd want inderdaad: Mira had een ODB, door de specialisten PDA (Persisterende ductus arteriosus) genoemd.
Wat is een Open ductus Botalli?
Voor de geboorte gaat het bloed via een verbindingsader (ductus Botalli) vanaf de lichaamsader naar de longslagader. Dit is noodzakelijk om de foetus van zuurstof en voedingsstoffen te voorzien omdat dan de longen nog niet werken. Deze verbindingsader behoort na de geboorte binnen een week uit zichzelf te sluiten. Soms sluit de verbinding niet. Er stroomt dan nog steeds extra bloed naar de longslagader en dan terug naar de linkerharthelft in plaats van naar de lichaamsader en terug naar de rechterharthelft. Dit zorgt ervoor dat de linkerharthelft extra hard moet werken.
De cardiologe, Giorgia Santarelli, maakte een echo van het hartje van Mira en kwam inderdaad tot de conclusie dat ze een ODB had en zag een vergrote linkerkant van haar hartje, waardoor ook de linker hartklep lekte, waarbij wel opviel dat Mira nog in een zeer goede conditie was en niet ziek oogde. In feite ontwikkelt rond 70% van de honden met een ODB congestief hartfalen (vocht in de longen) in het eerste levensjaar.
Mira moest geopereerd worden. Dat kon op de ouderwetse manier: borstkas openleggen en de verbindingsader dicht hechten of: via de lies met behulp van een slangetje een soort parapluutje met netje in de ader te plaatsen om met bloedstolsels de ader te dichten. De eerste operatie is heftiger en er zijn meer kansen van complicaties, Mira zou dan ook een tijd in het ziekenhuis moet blijven. Wij hebben daarom voor de hartkatherisatie gekozen, dan kon ze thuis verzorgd worden en waren er alleen 2-4 hechtingen nodig, waardoor ze sneller zou herstellen.
14 april was het zover. Mira kwam na de implantatie met Giorgia vrolijk naar ons toe gelopen en was duidelijk blij om weer naar huis te gaan om daar deels door ons en deels door haar zusje verzorgd te worden. Ondertussen was Mira bijna 1,5 jaar. Alles ging goed tot Mira vanaf 15 oktober 2022 opeens niet meer wilde eten. Ze speelde niet meer met Jara en haar vriendjes en zonderde zich af. Op maandag 17 oktober 2022 gingen we met Mira naar onze eigen dierenarts. Zij maakte een echo van de buik, Mira kreeg een injectie tegen de misselijkheid en voor 3 dagen pillen.
Op woensdag 26 oktober at Mira nog steeds niet of weinig en ondertussen was ze afgevallen van 14,5 naar 10 kg. We zijn toen weer naar de Dierengeneeskundige faculteit in Utrecht gegaan. Daar werd ze opgenomen en kreeg ze allerlei onderzoeken, waaronder ook een uitgebreid bloedonderzoek. Op de hartecho was te zien dat de ductus weer open was, het parapluutje niet meer op zijn plaats zat, het hart nu helemaal vergroot was en ze had vocht in haar longen ontwikkeld. Verder was er een beeld van ontsteking, mogelijk door een bacteriële infectie van het implantaat. Mira hyperventileerde en had een hartslag van rond de 165. Door het bloedonderzoek bleek dat Mira, naast de ontsteking, ook hyperfibrinolyse en bloedarmoede had.
Wat is Hyperfibrinolyse?
Hyperfibrinolyse is een bloedstollingsziekte. Na een verwonding of ingreep komt er een korstje op de wond. Als de wond geheeld is, valt dit korstje eraf. Bij hyperfibrinolyse wordt dit korstje sneller afgebroken dan normaal waardoor de wond weer open gaat. Bij Mira is het onduidelijk of de stolsels in het implantaat vlak na het inbrengen van het implantaat zijn afgebroken of later in samenwerking met de infectie van het gekantelde implantaat en in de aderen.
Op aanraden van Giorgia gingen we met Mira naar een andere cardioloog die veel ervaring had met het inbrengen van een coil (parapluutje). Hij bevestigde dat het implantaat was gekanteld en vastgegroeid was in de zijwand van de verbindingsader. Het was erg riskant om het implantaat eruit te halen of om te opereren op de ouderwetse manier om de ader te dichten, want dan zou ze een heftige bloeding kunnen krijgen en op de operatietafel overlijden. Giorgia heeft nog overleg gehad met Zwitserse en Amerikaanse collega’s om Mira te helpen, maar niemand had een makkelijke oplossing. Verder moest Mira eerst aansterken met behulp van antibiotica, vochtafdrijvers en TLC (tender & love care).
Ondertussen hadden wij Mira zover dat ze 1,5 kilo was aangekomen door lievelingskostjes en recoveryvoer. Op 11 november vierden wij haar 2e verjaardag met wat lekkernijen die ze graag verorberde. Op vrijdag 17 november begon ze ineens te trillen en te waggelen. Ze probeerde te gaan liggen, maar stond dan weer snel op en bleef dan staan schudden met haar hoofdje en lijfje. Dit duurde een paar uurtjes, wij wisten niet wat te doen. Giorgia raadde aan nog wat medicatie te geven, maar dat was te laat. René ging Jara uitlaten rond 21.00u. Mira ging onder haar lievelingsbankje liggen. Opeens kon ze wel liggen en ik zei nog: hè… hè… eindelijk neemt ze haar rust. Toen René terug kwam met Jara en Mira riep om haar uit te laten kregen we geen antwoord. Normaal kroop ze dan heel snel onder het bankje vandaan want het was leuk om uitgelaten te worden. Maar nu niet. Ik kreeg een voorgevoel, tilde het bankje op en zei: “René, ze is overleden…”
Mira werd zaterdag door de cardioloog opgehaald om sectie te verrichten. Hij vond allerlei infecties in haar aderen en op het implantaat. Het is niet duidelijk of deze van buitenaf is gekomen of dat het door de irritatie van het implantaat zelf kwam. De as van Mira staat nu in een busje op een plank boven haar speelhoekje met alle lieve kaarten van mensen die ons steunden tot deze wordt uitgestrooid in de lente onder haar lievelings heidestruik in de tuin. Mira was echt een uitzonderlijk doesje. Ik heb nog geen does meegemaakt die mij minutenlang diep in mijn ogen aankeek en las wat ik wenste en dat ook deed. Ze voelde aan wanneer wij de behoeften hadden om te knuffelen en kwam dan uit zichzelf enthousiast knuffelen en/of troosten. Ze was lief en zorgzaam met elk levend wezen, van mier tot mens. Ze is maar 2 jaar en 1 week geworden, ik had haar meer gegund, maar wij weten diep in ons hart dat ze die 2 jaar heel gelukkig is geweest en dat wij alles hebben gedaan om haar te helpen. Ze heeft zelf de knoop doorgehakt door over de regenboog te gaan.
Wij danken iedereen die ons en Mira hebben bijgestaan, we hebben daar heel veel steun aan gehad! Ondertussen heeft Giorgia de moeder, broertjes en zusje van Mira met een echo en bloedtest onderzocht. Gelukkig hebben zij geen PDA en Hyperfibrinolyse. Het zou fijn zijn als we zouden kunnen onderzoeken of en hoe dit erfelijk is, dat is heel belangrijk voor de gezondheid van de schapendoes.
Marjon Suvaal-van Angeren
Mijn naam is Giorgia Santarelli, ik ben Diplomate van het European College of Veterinary internal Medicine, subspecialisatie veterinaire cardiologie, en ik werk als veterinair cardioloog aan de Universiteit van Utrecht sinds iets meer dan drie jaar.
Ik had het genoegen Mira als patiënt te hebben, en haar te leren kennen toen ze voor en vlak na de katheterisatie geen klinische symptomen had, en toen ze later erg ziek was van haar hartfalen. Zelfs in dat laatste geval kwam ze kwispelend de spreekkamer binnen en was ze heel geduldig met alle onderzoeken die we moesten doen. Ze was ontzettend lief, en ik moet zeggen dat ze echt mijn hart raakte en het was echt moeilijk te accepteren dat ze zo’n ernstige complicatie had ontwikkeld na de procedure. Wij streven er altijd naar onze patiënten de best mogelijke zorg te bieden, in de hoop hun leven positief te beïnvloeden, en dit is een procedure die in de meeste gevallen succesvol is met een laag percentage complicaties. Helaas kunnen deze nog steeds voorkomen, zoals in Mira’s geval. Ik moest ook rouwen om haar verlies, maar dat was natuurlijk niets vergeleken met wat haar lieve baasjes moesten doormaken. Door de strikte follow-up die haar toestand vereiste nadat de complicatie zich had ontwikkeld, heb ik een speciale band met hen opgebouwd. Hun liefde voor Mira en voor het ras zette mij aan om mijn frustratie om te zetten in een drive om mijn praktijk en hopelijk de toekomst van andere Schapendoes te verbeteren. Daarom besloot ik, met de hulp van Marjon, René en Mariska, de vereniging de hand te reiken en hun medewerking te vragen om een efficiënt screeningsprogramma op te zetten waarbij alle dierenartsen die nieuwe nesten beoordelen betrokken zijn, zodat de ziekte in een vroeg stadium kan worden opgespoord voor de beste behandeling, en om samen met mijn collega’s van de universiteit onderzoek te doen naar de genetische achtergrond van de aandoening.
Hiermee hopen we de manier van overdracht door verschillende generaties honden te begrijpen, en hopelijk tot waardevolle conclusies te komen die kunnen bijdragen tot een gezonde fokkerij en het voorkomen of op zijn minst verminderen van de ziekte. In deze setting willen we aangetaste honden bestuderen, maar ook gezonde volwassen Schapendoes om bloed (of speeksel) monsters te verkrijgen voor het genetisch onderzoek. Tegelijkertijd willen we bij minstens 40 van hen echocardiografie uitvoeren, om specifieke echografische waarden voor het ras te kunnen geven, die nog niet beschikbaar zijn (momenteel gebruiken we waarden verkregen uit een grote, gemengde populatie van gezonde honden van verschillende rassen), wat kan helpen om met meer nauwkeurigheid vast te stellen wanneer het hart vergroot is en dus de ziekte beter in kaart te brengen om de beste behandelingsmogelijkheden te bepalen.
We hopen via deze nieuwsbrief zoveel mogelijk honden te werven. Als uw huisdier een gezonde Schapendoes is in de leeftijd van 1 tot 7 jaar en geïnteresseerd is in deelname, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Er zijn geen kosten voor de echo en de organisatie zal ons economisch helpen om een DNA-bank aan te leggen. Als u een nestje Schapendoes heeft dat u door ons wilt laten beoordelen om de aanwezigheid van de ziekte uit te sluiten, zijn daar kosten aan verbonden, maar die zijn goedkoper dan die van een routine consultatie.
Giorgia Santarelli
De studie is in december 2023 afgerond. Zodra we de publicaties van de UvU ontvangen worden deze met leden en deelnemers gedeeld.
Echografie en DNA afname van 60 gezonde volwassen Schapendoezen in de leeftijd van 1 tot 7 jaar.
Waar: Universiteitskliniek Utrecht
Kosten: geen (200 euro per echo wordt betaald door Universiteit van Utrecht. 25 euro voor DNA afname wordt betaald door de VNS met een bijdrage van de Stichting Schapendoes 1947).
PDA lijders die niet in Utrecht behandeld zijn: Echografie en DNA afname
Waar: Universiteitskliniek Utrecht
Kosten: geen (200 euro per echo wordt betaald door Universiteit van Utrecht. 25 euro voor DNA afname wordt betaald door de VNS).
Eerste veterinaire check van nestjes Schapendoespups (5-7 weken oud, geen bloedafname/echo bij gezonde pups).
Waar: Universiteitskliniek Utrecht
Kosten: geen (eerste lichamelijk onderzoek betaald door VNS) Indien geconstateerd wordt dat nader onderzoek van een pup noodzakelijk is m.b.t het hart, zijn eventuele onderzoekskosten voor de VNS en behandelkosten voor de fokker.
Inschrijven: populatiebeleid@schapendoes.nl